Ziekenhuisbezoek
Door: Geert van der Veen
Blijf op de hoogte en volg Geert
02 Juni 2012 | Rwanda, Shyogwe
Dit verslag zou vorige week geplaatst worden. Beter laat dan niet....
Vanmorgen rond half zes klopte Appoulinaria op mijn slaapkamerraam: ‘Father, you have to come, Sieger is very ill!!”
Ik sprong uit bed, kleedde me als een haas aan en stond in no time bij het bed van Sieger. Sieger was al vanaf 3 uur ziek. Hij had vreselijk overgegeven, zodat hij niets meer in zijn maag had, zelfs geen gal. Hij voelde zich hondsberoerd, was een en al beweging, kon niet stil liggen, was een en al fysieke spanning en hing regelmatig boven een teiltje, omdat zijn lijf nog telkens maaginhoud kwijt wilde, hetgeen er echter niet meer was. Zijn ogen stonden erg dof en ver weg, hij was zelf niet meer te bereiken.
Alle andere studenten waren ondertussen gealarmeerd en Arjan was binnengekomen. Wat te doen?!?
Eerst zochten we het in het eten; maar Sieger had de laatste dagen niet iets anders gegeten dan de rest van de groep. De voor Sieger zware training van gisteren, zondag misschien? Dat zou kunnen.
Ik vroeg hem naar zijn nacht en een aantal zaken van de dag ervoor. Hij was soms enigszins aanspreekbaar. Ik kon niet een relatie leggen. Ypkje maar eens gebeld. Die vroeg ook naar eten en we bespraken om Piet Noé, de Belgische oogarts, te bellen. Piet suggereerde om mytoclopramide te gebruiken; een middel tegen het braken. Toen Janvier gebeld, een verpleegkundige van het Gezondheidscentrum in Shyogwe, die hier regelmatig is. Die kon om 8 uur komen, als haar nachtdienst er op zat. Maar het was nog maar zeven uur.
Ondertussen kreeg Sieger het echt te kwaad. Hij stond letterlijk op zijn kop in z’n bed. Hij draaide met zijn lijf, met zijn ogen, was een en al spanning en wist niet meer waar hij het moest zoeken. “Bel alsjeblieft de ambulance. Ik wil naar het ziekenhuis. Dit houd ik niet uit.” Ik wist het ook even niet meer en belde Prosper, het hoofd van de laboratorium, waar Sieger mee samenwerkt. Hij zou een ambulance regelen.
Toen Sieger zijn ouders gebeld. Vader Douwe verwees naar zijn vrouw Tiertsje, die verpleegkundige is. Zij gaf aan dat Sieger wel eens tot het gaatje kan gaan met lichamelijke inspanningen en dan daar later hier heftig op kan reageren. Dat hebben we gemerkt. Ze stelde me wel wat gerust door aan te geven dat zij verwachtte dat na misschien wat medicijnen Sieger wel weer snel zou opknappen.
Ondertussen had ik een paar keer op de mobiel van mijn eigen huisarts van Wijnjewoude gebeld. De mobiel had hij niet aanstaan. Ik heb direct na 8 uur het spoednummer van zijn praktijk gebeld. Hier deed ik het verhaal. Hij vertelde dat Sieger zeer waarschijnlijk een behoorlijk vochttekort heeft en dat hij of met veel drinken, of met een infuus er waarschijnlijk zo weer bovenop zou zijn. Arjan kwam via internetverhalen van sportende mensen waar wat mee fout was gegaan, op ongeveer dezelfde conclusie.
Janvier kwam met de mytoclopramide. Na wat vragen spoot ze dit middel tegen braken bij hem in het bovenbeen. Dat gaf al vrij snel verlichting. Gelukkig maar.
Eerst zelf nu maar eens even scheren en wassen. Ik adviseerde Sieger om in elk geval zich wat te wassen. De inspanningen van de laatste uren waren ook fysiek merkbaar.
Een uurtje later kwam de ambulance. De weg was door de vele regens van deze periode en van deze nacht aardig slecht geworden. Wij stapten met een aantal mensen in.
Hier kreeg Sieger weer praatjes. Hij babbelde flink en voelde zich eigenlijk zo goed dat ik me begon af te vragen of deze tocht naar het ziekenhuis wel nodig was.
In het ziekenhuis zagen we direct welk voordeel het heeft om blank te zijn. We hebben geen Rwandese verzekering en sluiten ons dus niet achter aan allerlei rijen. Nee, de blanke heeft geld, kan direct terecht bij de beste dokter (arts Prince), die uitgebreid de tijd neemt. Hij schrijft allerlei onderzoeken voor, die uitsluitsel moeten geven over een infectie, een virus, een bacterie of wat dan ook. Sieger belandde op een voor hem bekende plaats: het laboratorium. Hier ging het trouwens weer aardig minder met hem. Zijn babbels waren flink afgezakt en toen ik van weer een bezoekje aan een plek kwam waar ik moest betalen, vond ik hem slapend aan, met zijn hoofd op zijn armen.
Op allerlei plekken kreeg ik de VIP behandeling, die ik moest afkopen met geld. Ik vond het trouwens niet erg, om niet uren in de rij te hoeven staan en langs de rij te kunnen doorlopen naar het volgende loket. Niemand deed hier moeilijk over. Gelukkig was Janvier de hele dag met ons mee. Ze is een prima meid, heeft als verpleegkundige kennis van zaken en loodst ons langs allerlei bureaucratische klippen.
Dit bleek gedurende ons hele verblijf ons voorrecht: overal staan/zitten wachten mensen in een rij en we zouden telkens achteraan moeten sluiten. Er is altijd wel iemand die ons dan langs de rij helpt, of achterom, zodat we onze betalingen direct kunnen doen, of onze medicijnen direct kunnen ophalen. Het geeft telkens een ongemakkelijk gevoel, maar uren wachten ook. Wij maken dan maar gebruik van onze witte huid, overigens wel met de nodige gêne.
We hadden nog steeds het gevoel dat we die middag weer met een opgeknapte Sieger naar huis zouden konden gaan. Nou, dat werd een tegenvaller. We moesten een nacht blijven om allerlei medicijnen, via een infuus, naar binnen te krijgen.
Ondertussen kregen we een kamer toegewezen voor de nacht, met twee bedden een nachtkastje en elektriciteit.
Arjan en Sajid kondigden aan dat ze na hun stage langs wilden komen. Ikzelf ben aan het eind van de middag naar Shyogwe gegaan om voor ons beiden spullen voor de nacht op te halen. En een laptop, en een boek, voor de overbrugging van alle uren die nog zouden komen.
Toen ik terugkwam was de kamer vol. Ik hoorde dat Sarah nog gekomen was, met een vriendin en een paar andere Rwandese mensen die het interessant vonden, zo’n muzungu die ziek is.
Sieger vertrouwde me toe dat hij toch wel erg moe was van al dat bezoek. Op dat moment waren Marije en Daphne ook al onderweg, samen met Appoulinaria en Chantal, om ons eten te brengen. Al met al voldeden we aardig aan de Rwandese cultuur: zo gauw als er iemand in het ziekenhuis ligt, komt de hele familie om erbij te zijn. Bij ons was de hele groep er, samen met twee domestiques, Janvier en een hele rij Rwandese kennissen. Wij integreren prima, hier, dus!!
Toen iedereen weg was, deed ik nog maar eens een rondje door het ziekenhuis: de beloofde medicijnen rond 6 uur waren er nog niet, terwijl het al tegen 9 uur liep. Ik viste uiteindelijk iemand uit het restaurant, die zo goed was om toch eens te kijken. En jawel hoor: het laatste infuus was al meer dan drie uren leeg. Bij dit soort dingen merk ik dat mijn Europese kijk op de dingen adrenaline door mijn bloed doet vloeien. Tegelijkertijd besef ik hoeveel mensen hier voor Sieger in touw zijn geweest vandaag. Dat zit dichter bij de dertig, dan bij de twintig personen. Kom daar in Nederland nou eens op.
Ondertussen is het tegen half elf. De dienstdoende verpleegkundige is langs geweest en heeft het infuus gecontroleerd. Sieger slaapt en doet zo weer wat krachten op die hij is kwijtgeraakt. Zowel zijn moeder als ik vinden dat hij die halve marathon van zondag beter niet kan lopen. Hij begint trouwens zelf al aardig te wennen aan dit idee. Ik ga ook zo slapen.
Ik heb ooit gezegd dat hier in Rwanda er geen enkele dag hetzelfde wordt als wat je er van te voren van verwacht. Dat geldt wel in sterke mate voor vandaag. Wat zal morgen brengen? Eerst maar eens een lange, rustige nacht, als dat lukt.
Dat is inderdaad gelukt. We hebben een rustige nacht gehad en Sieger heeft lang en goed geslapen. Deze ochtend werden we gewekt door twee mensen die de vloer kwamen dweilen. Mooi dat dat zo gaat. Vervolgens kwam dokter Prince, om toestemming te geven om vanmiddag naar huis te gaan, na nog een infuus.
Moeder Tiertsje belde me nog op om even te praten over wat er allemaal gebeurd was. Zij vindt het fijn dat ze direct gebeld waren, toen we inzagen dat het niet goed ging met hun zoon.
Daarna ging langzaam de deur open en kwam Appoulinaria binnen met ons ontbijt: veel thee en brood en vijf eieren. Ze had dit allemaal vanmorgen gemaakt en had 5 kilometer gereisd om ons dat te brengen; “because important…” En dan trekt ze zo’n lief bekje dat we beiden smelten voor haar. Wat een schat!! Wij bespraken dat we met deze groep al heel erg naar elkaar toegegroeid waren. De domestique dag, deze twee dagen rond de ziekte van Sieger en heel veel contacten in het huis. Ik vind dat heel bijzonder en geniet hier van. Dit is een van de dingen die ik voor deze groep had gehoopt. En, het lijkt uit te komen.
Over een paar uurtjes gaan we naar huis, met nogal wat medicijnen voor Sieger voor de komende dagen. Zijn stagebegeleider Prosper gaf aan dat het voor Sieger waarschijnlijk beter zou zijn als hij pas volgende week maandag weer gaat beginnen. We gaan het zien.
Vanmorgen rond half zes klopte Appoulinaria op mijn slaapkamerraam: ‘Father, you have to come, Sieger is very ill!!”
Ik sprong uit bed, kleedde me als een haas aan en stond in no time bij het bed van Sieger. Sieger was al vanaf 3 uur ziek. Hij had vreselijk overgegeven, zodat hij niets meer in zijn maag had, zelfs geen gal. Hij voelde zich hondsberoerd, was een en al beweging, kon niet stil liggen, was een en al fysieke spanning en hing regelmatig boven een teiltje, omdat zijn lijf nog telkens maaginhoud kwijt wilde, hetgeen er echter niet meer was. Zijn ogen stonden erg dof en ver weg, hij was zelf niet meer te bereiken.
Alle andere studenten waren ondertussen gealarmeerd en Arjan was binnengekomen. Wat te doen?!?
Eerst zochten we het in het eten; maar Sieger had de laatste dagen niet iets anders gegeten dan de rest van de groep. De voor Sieger zware training van gisteren, zondag misschien? Dat zou kunnen.
Ik vroeg hem naar zijn nacht en een aantal zaken van de dag ervoor. Hij was soms enigszins aanspreekbaar. Ik kon niet een relatie leggen. Ypkje maar eens gebeld. Die vroeg ook naar eten en we bespraken om Piet Noé, de Belgische oogarts, te bellen. Piet suggereerde om mytoclopramide te gebruiken; een middel tegen het braken. Toen Janvier gebeld, een verpleegkundige van het Gezondheidscentrum in Shyogwe, die hier regelmatig is. Die kon om 8 uur komen, als haar nachtdienst er op zat. Maar het was nog maar zeven uur.
Ondertussen kreeg Sieger het echt te kwaad. Hij stond letterlijk op zijn kop in z’n bed. Hij draaide met zijn lijf, met zijn ogen, was een en al spanning en wist niet meer waar hij het moest zoeken. “Bel alsjeblieft de ambulance. Ik wil naar het ziekenhuis. Dit houd ik niet uit.” Ik wist het ook even niet meer en belde Prosper, het hoofd van de laboratorium, waar Sieger mee samenwerkt. Hij zou een ambulance regelen.
Toen Sieger zijn ouders gebeld. Vader Douwe verwees naar zijn vrouw Tiertsje, die verpleegkundige is. Zij gaf aan dat Sieger wel eens tot het gaatje kan gaan met lichamelijke inspanningen en dan daar later hier heftig op kan reageren. Dat hebben we gemerkt. Ze stelde me wel wat gerust door aan te geven dat zij verwachtte dat na misschien wat medicijnen Sieger wel weer snel zou opknappen.
Ondertussen had ik een paar keer op de mobiel van mijn eigen huisarts van Wijnjewoude gebeld. De mobiel had hij niet aanstaan. Ik heb direct na 8 uur het spoednummer van zijn praktijk gebeld. Hier deed ik het verhaal. Hij vertelde dat Sieger zeer waarschijnlijk een behoorlijk vochttekort heeft en dat hij of met veel drinken, of met een infuus er waarschijnlijk zo weer bovenop zou zijn. Arjan kwam via internetverhalen van sportende mensen waar wat mee fout was gegaan, op ongeveer dezelfde conclusie.
Janvier kwam met de mytoclopramide. Na wat vragen spoot ze dit middel tegen braken bij hem in het bovenbeen. Dat gaf al vrij snel verlichting. Gelukkig maar.
Eerst zelf nu maar eens even scheren en wassen. Ik adviseerde Sieger om in elk geval zich wat te wassen. De inspanningen van de laatste uren waren ook fysiek merkbaar.
Een uurtje later kwam de ambulance. De weg was door de vele regens van deze periode en van deze nacht aardig slecht geworden. Wij stapten met een aantal mensen in.
Hier kreeg Sieger weer praatjes. Hij babbelde flink en voelde zich eigenlijk zo goed dat ik me begon af te vragen of deze tocht naar het ziekenhuis wel nodig was.
In het ziekenhuis zagen we direct welk voordeel het heeft om blank te zijn. We hebben geen Rwandese verzekering en sluiten ons dus niet achter aan allerlei rijen. Nee, de blanke heeft geld, kan direct terecht bij de beste dokter (arts Prince), die uitgebreid de tijd neemt. Hij schrijft allerlei onderzoeken voor, die uitsluitsel moeten geven over een infectie, een virus, een bacterie of wat dan ook. Sieger belandde op een voor hem bekende plaats: het laboratorium. Hier ging het trouwens weer aardig minder met hem. Zijn babbels waren flink afgezakt en toen ik van weer een bezoekje aan een plek kwam waar ik moest betalen, vond ik hem slapend aan, met zijn hoofd op zijn armen.
Op allerlei plekken kreeg ik de VIP behandeling, die ik moest afkopen met geld. Ik vond het trouwens niet erg, om niet uren in de rij te hoeven staan en langs de rij te kunnen doorlopen naar het volgende loket. Niemand deed hier moeilijk over. Gelukkig was Janvier de hele dag met ons mee. Ze is een prima meid, heeft als verpleegkundige kennis van zaken en loodst ons langs allerlei bureaucratische klippen.
Dit bleek gedurende ons hele verblijf ons voorrecht: overal staan/zitten wachten mensen in een rij en we zouden telkens achteraan moeten sluiten. Er is altijd wel iemand die ons dan langs de rij helpt, of achterom, zodat we onze betalingen direct kunnen doen, of onze medicijnen direct kunnen ophalen. Het geeft telkens een ongemakkelijk gevoel, maar uren wachten ook. Wij maken dan maar gebruik van onze witte huid, overigens wel met de nodige gêne.
We hadden nog steeds het gevoel dat we die middag weer met een opgeknapte Sieger naar huis zouden konden gaan. Nou, dat werd een tegenvaller. We moesten een nacht blijven om allerlei medicijnen, via een infuus, naar binnen te krijgen.
Ondertussen kregen we een kamer toegewezen voor de nacht, met twee bedden een nachtkastje en elektriciteit.
Arjan en Sajid kondigden aan dat ze na hun stage langs wilden komen. Ikzelf ben aan het eind van de middag naar Shyogwe gegaan om voor ons beiden spullen voor de nacht op te halen. En een laptop, en een boek, voor de overbrugging van alle uren die nog zouden komen.
Toen ik terugkwam was de kamer vol. Ik hoorde dat Sarah nog gekomen was, met een vriendin en een paar andere Rwandese mensen die het interessant vonden, zo’n muzungu die ziek is.
Sieger vertrouwde me toe dat hij toch wel erg moe was van al dat bezoek. Op dat moment waren Marije en Daphne ook al onderweg, samen met Appoulinaria en Chantal, om ons eten te brengen. Al met al voldeden we aardig aan de Rwandese cultuur: zo gauw als er iemand in het ziekenhuis ligt, komt de hele familie om erbij te zijn. Bij ons was de hele groep er, samen met twee domestiques, Janvier en een hele rij Rwandese kennissen. Wij integreren prima, hier, dus!!
Toen iedereen weg was, deed ik nog maar eens een rondje door het ziekenhuis: de beloofde medicijnen rond 6 uur waren er nog niet, terwijl het al tegen 9 uur liep. Ik viste uiteindelijk iemand uit het restaurant, die zo goed was om toch eens te kijken. En jawel hoor: het laatste infuus was al meer dan drie uren leeg. Bij dit soort dingen merk ik dat mijn Europese kijk op de dingen adrenaline door mijn bloed doet vloeien. Tegelijkertijd besef ik hoeveel mensen hier voor Sieger in touw zijn geweest vandaag. Dat zit dichter bij de dertig, dan bij de twintig personen. Kom daar in Nederland nou eens op.
Ondertussen is het tegen half elf. De dienstdoende verpleegkundige is langs geweest en heeft het infuus gecontroleerd. Sieger slaapt en doet zo weer wat krachten op die hij is kwijtgeraakt. Zowel zijn moeder als ik vinden dat hij die halve marathon van zondag beter niet kan lopen. Hij begint trouwens zelf al aardig te wennen aan dit idee. Ik ga ook zo slapen.
Ik heb ooit gezegd dat hier in Rwanda er geen enkele dag hetzelfde wordt als wat je er van te voren van verwacht. Dat geldt wel in sterke mate voor vandaag. Wat zal morgen brengen? Eerst maar eens een lange, rustige nacht, als dat lukt.
Dat is inderdaad gelukt. We hebben een rustige nacht gehad en Sieger heeft lang en goed geslapen. Deze ochtend werden we gewekt door twee mensen die de vloer kwamen dweilen. Mooi dat dat zo gaat. Vervolgens kwam dokter Prince, om toestemming te geven om vanmiddag naar huis te gaan, na nog een infuus.
Moeder Tiertsje belde me nog op om even te praten over wat er allemaal gebeurd was. Zij vindt het fijn dat ze direct gebeld waren, toen we inzagen dat het niet goed ging met hun zoon.
Daarna ging langzaam de deur open en kwam Appoulinaria binnen met ons ontbijt: veel thee en brood en vijf eieren. Ze had dit allemaal vanmorgen gemaakt en had 5 kilometer gereisd om ons dat te brengen; “because important…” En dan trekt ze zo’n lief bekje dat we beiden smelten voor haar. Wat een schat!! Wij bespraken dat we met deze groep al heel erg naar elkaar toegegroeid waren. De domestique dag, deze twee dagen rond de ziekte van Sieger en heel veel contacten in het huis. Ik vind dat heel bijzonder en geniet hier van. Dit is een van de dingen die ik voor deze groep had gehoopt. En, het lijkt uit te komen.
Over een paar uurtjes gaan we naar huis, met nogal wat medicijnen voor Sieger voor de komende dagen. Zijn stagebegeleider Prosper gaf aan dat het voor Sieger waarschijnlijk beter zou zijn als hij pas volgende week maandag weer gaat beginnen. We gaan het zien.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley